Fragment uit Yuma - het Buitenland

‘Dus als ik het goed begrijp, hebben jullie gelogen om hier binnen te raken.’
‘Ja, heer’, zei Abbas.
‘En nu je de audiëntie hebt waar je om vroeg, vond je dat je maar beter eerlijk kon zijn.’
‘Inderdaad.’
Maarian bedwong de neiging om van haar ene been op haar andere te wiebelen. De situatie was veel te ernstig.
De Autoriteit van nederzetting Zes was een oude man met schouderlang wit haar en grijsblauwe ogen, die hen vanuit zijn gerimpelde gezicht doordringend aanstaarden. Daar stonden ze met hun drieën, Ginko en Abbas en zij, voor iemand die met zijn volgende woord een einde kon maken aan al hun plannen.
‘Geef mij één goede reden om nog naar jullie te luisteren.’
‘Sequoia’, zei Ginko.
De aandacht van de Autoriteit verschoof naar haar. Maarian wilde zeggen: dit hadden we niet afgesproken! Maar de volgende vraag van de Autoriteit werd al aan haar gesteld.
‘En wat mag er dan zo bijzonder zijn aan jou?’
Ze probeerde zijn blik te trotseren. ‘Ik heb uw hulp nodig, heer.’ Ze aarzelde. ‘En u die van mij.’
De Autoriteit grinnikte. ‘Jij heb wel lef. Goed, vrouwtje. Leg jij maar eens uit waarom ik jouw hulp nodig heb.’
‘Ik kan u beschermen.’
Vanuit haar ooghoek zag ze Ginko bewegen. Ze wilde hem geruststellen, maar dat kon nu niet.
‘Je draagt het teken van de Wijzen’, zei de Autoriteit. ‘Alleen daarom wil ik luisteren naar wat je te zeggen hebt. Maar kom ter zake!’
Maarian haalde diep adem. ‘Ik kom uit de Onderwereld.’
Haar woorden hadden het verwachte – gevreesde – effect. De Autoriteit zat als versteend. Ze durfde de stilte niet te lang te laten duren. ‘De afgelopen maanden heb ik uw wereld leren kennen. Ik heb geleefd met Shuman de Wijze en rondgetrokken met Ginko en later ook met Abbas. Ik ben niet de demon waarover uw Geschrift spreekt. Ik wil proberen een brug te slaan tussen uw volk en het mijne, zoals de sequoia dat doet tussen de hemel en de aarde. Mijn volk wil uw ondergang niet. Het droomt er alleen van om weer naar Boven te kunnen.’
Ze aarzelde. De oude man gaf een kort knikje. ‘Ga door.’
‘Ik wil proberen een vredevolle ontmoeting te regelen tussen de regering van Eden en het Centraal Gezag. Een oorlog zou een ramp zijn voor beide partijen. Jullie zijn veruit in de meerderheid. Mijn volk is klein, maar beschikt over technologie en kennis die jullie je nauwelijks kunnen voorstellen. Onze enige hoop ligt dus in dialoog.’
‘Ik begin te begrijpen waarom je vindt dat ik jouw hulp nodig heb. Maar waarom vraag jij de mijne?’
‘Ik kom uit nederzetting Vier, waar Shuman mij heen had gestuurd. Mijn ontvangst daar was… moeilijk.’
‘Dat kan ik me voorstellen.’
Maarian wist niet wat ze daarop kon antwoorden. Ginko nam het van haar over.
‘We zoeken steun, waarde heer, bij iemand die bereid is om verder te kijken dan wat hij al kent, en die durft te geloven dat deze vrouw geen monster is, maar iemand die het verdient om te worden gehoord.’
‘Je bedoelt: iemand die niet slaafs naar zijn geschriftmeester luistert,’ bromde de Autoriteit, ‘zoals die slappeling uit nederzetting Vier en het gros van de nieuwe generatie bestuurders.’
Maarian wisselde een snelle blik met Ginko.
‘Wat dat betreft, zijn jullie aan het juiste adres’, knikte de Autoriteit. ‘Maar dat wil nog niet zeggen dat ik jullie zomaar geloof. Wachters! Sluit ze op. In drie aparte kamers.’



(Yuma, Uitgeverij Davidsfonds-Infodok, Leuven, 2010)

Terug naar Yuma